Ook de "Vriendenclub"
gaat met de tijd mee en heeft nu een eigen website.
Middels deze website willen we een ieder op de hoogte
houden van het wel en wee van deze enthousiaste groep
Koudumers.
Suggesties en eventuele aanvullingen worden op prijs
gesteld. |
|
Geschiedenis van de Vriendenclub
De roots van de Vriendenclub Koudum liggen bij de A-junioren
van de voetbalvereniging Oeverzwaluwen. Na verschillende
feestjes, vrijgezellenavonden en bruiloften, ontstond het
idee voor een heuse reünie. Het uitgangspunt, we spreken
over het jaar 1965, was het A1 elftal van weleer. Na het
afscheidsfeestje in 1979 van Simon Bouwstra, ter gelegenheid
van zijn emigratie naar "Down Under", kreeg de Vriendenclub
nog vastere vormen. In de jaren tachtig kwamen we regelmatig
uit alle hoeken en gaten van Friesland bij elkaar; beetje
sportief, gezellig etentje, een weekend (toen nog) Sporthuis
Centrum, enz. Begin negentiger jaren maakte het bungalowpark
plaats voor een kampeerboerderij. Vanaf dat moment zijn
de kinderen en vandaag de dag zelfs de kleinkinderen ook
meegegaan met dit jaarlijkse uitje c.q. "Matenweekend".
Al met al kunnen we voor het weekend rekenen op een groep
van ongeveer 40 personen. Dat het niet bij het jaarlijkse
uitje blijft, blijkt wel uit de vele activiteiten die de
afgelopen jaren naast het weekend ondernomen worden, zoals:
Pake- en Beppefeestjes, zilveren bruiloften, Abraham- en
Sarapartys, enz. Vijf vijftigers deden zelfs mee aan de
Leeuwarder Courant 250 jaar fotoactie. Ook is er in februari
2001 een groep van 9 personen op reis geweest naar Nieuw
Zeeland, waar ze een bezoek gebracht hebben aan Simon en
Beverly Bouwstra in Hamilton.
Naar
boven
Hoe
Koudum aan zijn naam kwam
Volgens
een oude volksoverlevering is Koudum op een vreemde
wijze aan zijn naam gekomen. Het gebeurde in de eerste
winter na de stichting van het dorp dat de bouwers bij
elkaar kwamen om te overleggen over de naam. Zij zaten
in een kring om een turfvuur, want het was knap koud
die avond. Toch werd de hitte van het vuur te sterk.
Daarom riepen zij: “ Koud om. Koud om!”
|
De
knecht die hen bediende wist wat dat betekende: hij moest het gloeiend vuur omhullen met een laag koude
turven. Maar dit hielp slechts voor een ogenblik, ook
de koude turven begonnen spoedig fel te branden. Wéér
riepen ze: “Koud om! Koud om! Na dat men dit drie
keer had herhaald, merkte één van hen
dat de hond die bij hen was, achteruit schuifelde wanneer
het hem te heet werd. Dat bracht hem op het idee om
hetzelfde te doen. Spoedig daarna deden de andere aanwezigen
dat ook. Ze moesten erkennen dat dit beter werkte dan
het vuur steeds afdekken met koude turven. En
terwijl ze moesten lachen om hun eigen stompzinnigheid,
kwamen ze overeen dat hun dorp maar Koudum moest heten.
Er wordt ook wel beweerd dat de naam eigenlijk “Kou-dom”
= Koedom,, zo dom als een koe betekent. Maar dat zal
wel zijn bedacht door inwoners van een nabijgelegen
dorp. De officiële verklaring voor de naam ligt,
toeval of niet, dichter bij eerstgenoemde overlevering.
Volgens betrouwbare bronnen luidt de oudste benaming
(uit 855) namelijk Colouuidum. Letterlijk betekent dat
“kolenbranderbos”. En het is niet ondenkbaar
dat kolenbranders ook wel eens momenten hebben gehad
dat ze het liever “Koud-om” hadden.
Bron: Friesland Post |
Het
enige echte wandbord
Koudums
Doarpsliet
(wize: “It Heitelân” fan
J. Lindeman)
Tusken mar en poel besletten
yn it âlde Fryske lân,
dêrre leit it lytske doarpke
dat ús bynt mei fêste bân.
Dêr ’t de hege toer syn wêzen
blike lit sa fier yn’t roun,
dêrre leit it plakje Koudum ) twaris
ús sa leave bertegroun! ) twaris
Hwat ús bynt oan ’t
âlde doarpke?
Is yn’t earst it aldershûs,
Heit en Mem en d’ âlde wente,
Leed - ek wille by de rûs.
Dan, ús feint’ en fammejierren
dy forjitte kin wy nea
om dàt alles, Koudum, bist’ ús ) twaris
’t leafste doarpke fan it gea! ) twaris
Smûke plakjes: d’
âlde Singel,
Binnendyk en Dam’sewei,
dêr ’t jongfolk him formakke,
Koudum, wier, dou bliuwst’ ús nei.
Dan it moaije fiere sicht op
Hylpen, Wâld’ en Ymedam,
Fan ‘e Dammen oer de Marren ) twaris
Koudum, doarp, wy leavje dij! ) twaris
De Jouwer 1970. Sietse Gerts
Oanbean troch Forien. Doarpsbilangen
Naar
boven
Oeverzwaluw zwerft graag rond in broedseizoen
De oeverzwaluw (ierdswel ) is minder bekend dan de boerenzwaluw (boereswel). Toch wordt hij in Friesland nog op tal van plekken waargenomen. Oeverzwaluwen zijn kleiner dan alle andere zwaluwsoorten die hier voorkomen en hebben bijvoorbeeld geen langestaartpennen, zoals de boerenzwaluw die heeft, ook zijn ze minder opvallend getekend. De eerste oeverzwaluwen kunnen hier bij zwakke winters soms al vanaf de laatste weken van maart gezien worden, een periode dat er nog maar weinig insectenvoedsel te vinden is. Het bovenkleed van oeverzwaluwen is meer bruinachtig van kleur wat hun van bovenaf meer bescherming biedt tegen predatoren zoals de boomvalk (blauwe wikel) of de sperwer (sparwer). Aan de onderzijde valt een vuilwitte buik met een bruine borstband op. De keel is wit tot vuilwit en met hun brede donkere snavel kunnen ze snel en behendig in de vlucht insecten verzamelen. De soort verraad zijn aanwezigheid in de zomermaanden vaak doordat ze graag in groepen bij elkaar nestelen in zand en of modderbulten, steile oeverwanden, zandafgravingen of soms in sleuven naast kuilbulten. Met hun kleine klauwtjes graven ze diepe gaten in het zachte zand of modder om aan het einde van de gang, soms wel 60 tot 100 cm diep, een nestje te maken van gedroogd gras en veertjes. Het broeden op de vier tot zes witte eieren, wat ongeveer veertien dagen duurt, begint pas vanaf half mei. De eerste jongen worden nog zeker negentien dagen in nest of nestopening verzorgd. Na het eerste broedsel volgt vaak een tweede, maar dit hoeft niet altijd in dezelfde kolonie en met dezelfde partner te zijn. Een wijfje dat door mij op 26 juni 2013 in Oudehaske geringd werd in een zanddepot is 23 dagen later door vogelringer Harry de Boer uit Broeksterwâld in een zandopslag te Rinsumageast aangetroffen met broedvlek. Niet alleen wijfjes maar ook mannetjes zoeken nogal eens een andere broedplek op. Bij de wijfjes van de oeverzwaluw groeit de broedvlek (de blote buik) na het eerste legsel weer langzaam dicht na hun eerste broedpoging en kan dezelfde vogel die voor de tweede keer broedt binnen een jaar herkend worden aan de weer actieve broedvlek op de buik. Het omzwerven van oeverzwaluwen, ook pas uitgevlogen jongen doen dat, kan tevens als (voor) oriëntatie naar geschikt voedsel of broedgebieden bedoeld zijn. Veel hierover is nog onbekend. Zowel oude als jonge vogels hebben in de maand augustus voordat zij vertrekken naar hun overwintergebieden in Centraal-Afrika nog weinig vet in Friesland opgebouwd, zo blijkt bij vangsten (tijdens overnachting) in de oude broedschachten. Vermoed wordt dat de oeverzwaluwen vlak voor de wegtrek sterk opvetten en zich aansluiten bij de grotere groepen boerenzwaluwen, die dan meestal in rietpercelen overnachten.
Bron: Leeuwarder Courant, Jan de Jong
Naar
boven
|
|